Clipboard01Ik was zo’n kwart eeuw geleden nog maar amper naar Zuid-Frankrijk geëmigreerd, of ik moest al toegeven dat het gedroomde supersimpele plattelandsleven waarin zelfs een tv geen plaats zou kunnen krijgen, toch iets té simplistisch voor me was: ik moest televisie! En vlug een beetje! Het Rotterdamse gezegde ´niet lullen maar poetsen´ deed me dan ook meteen drastisch ingrijpen.
Dus hup, naar het café. Ja ja, alleen maar om te vragen bij wie ik moest wezen voor een tv-antenne; schotels bestonden -behalve in restaurants- nog niet in die duistere tijden. Geen idee hoe dat elders zit, maar bij mij in de buurt begin je met praktische vragen altíjd in de kroeg. Ook als ik hier mensen tegenkom die naar een huis op zoek zijn, verwijs ik ze naar het café. Dat is efficiënter dan het raadplegen van Les Pages Jaunes. Of van de toenmalige voorloper van internet: Minitel. Een exclusief Frans fenomeen, een soort van digitaal telefoonboek, dat uiteindelijk ten onder is gegaan aan ‘de wet van de remmende voorsprong’: als je je tijd (te) ver vooruit bent, word je er vanzelf door ingehaald.
Maar goed, voor een beetje betaalbare tv moest ik naar de grote stad aan zee, werd me verteld. De ´hypermarché daar deed ook in schappelijk geprijsde toestellen. Ik wist amper wat zo´n ´hypermarché´ was, maar ik kon me er wel iets bij voorstellen. Dus in de Deux Chevaux, de 30 km over boeren kronkelweggetjes naar die grote, stinkende stad aan de kust. Het aanbod aan tv´s in de winkel bleek bijna nog groter dan de voorraden ramsj-woongenot en pijnlijk floddertextiel. Ik was de mode kennelijk uit het oog verloren. Maar dat alles viel werkelijk in het niet bij de onafzienbare voedselvoorraden waar je eerst langs moest voor je bij de non-foodafdeling terecht kwam. Groeten, fruit, vlees, vis, toetjes, kaas en drank, het kon niet op! En ik werd er een beetje onpasselijk van. Niet alleen omdat ik dat jaar nog in Afrika was geweest, waar ik soms al blij was met een paar bananen, en daarmee had ik het absoluut veel beter getroffen dan de lokale bevolking. Maar ook in ‘mijn’ Franse dorp was zo´n overvloed ondenkbaar.
Soit. Ik kwam voor die tv. Het werd een afgeprijsde Telefunken, degelijk Duits, simpel in de bediening, met garantie; die leek me wel wat. De keurige verkoper die met het zweet op zijn voorhoofd -het was een warme dag- zijn matig mondje Engels op me testte, bood niet alleen aan het toestel op mijn niet meer bestaande Nederlandse adres te registreren (“dan hoeft u geen kijk- en luistergeld te betalen”) maar sjouwde het loodzware beeldbuistoestel ook nog eens naar de Eend, en wurmde het al transpirerend op de achterbank. Het paste net, en het toestel deinde de hele terugweg instemmend mee met elke hobbel in de weg. Alles wat kwetsbaar is, kun je het beste in een Eend vervoeren. Nog steeds.
Bon. Het toestel stond. Op een rieten hutkoffer naast de openhaard. Nu nog verbinding met de wijde wereld. Op naar het café.
Een dag of twee later was ik de trotse eigenaresse van een tweedehands spriet op het dak met een bijbehorend kabeltje met aan de ene kant een fiche mâle, en aan het andere einde een fiche femelle. En hoewel ik dat nog steeds een beetje ranzig vind klinken, werkte het wel: we hadden tv, aangesloten en wel! Slechts in ruil voor een lichte thuislunch van tonijnpasta plus een fles Bokma die ik nog uit Nederland had geïmporteerd.
Die avond keek ik voor het eerst Franse televisie. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Het was al bijna middernacht toen er een live-concert van Johnny Hallyday werd aangekondigd. Natuurlijk bleef ik kijken! Nee, fan of zo was ik nooit geweest. De ´namaak-Elvis´, noemden ze hem in Holland. En eigenlijk ben ik meer van Bach dan van pop. Maar dit was fantastisch! Die man heeft een stem om ´cokes mee te kloppen´ (zeggen ze in Rotterdam) en hij heeft superbe chansons te bieden die hij doorleefd brengt, in een flitsende show. Helemaal (over the) top! Standaard repertoire in de auto (oké, naast de Brandenburgse van Bach) waardoor mijn kinderen in elk geval weten dat Jean-Philippe Smet (tja, zo heet ie in het echt, is nog Belg ook eigenlijk) die wereldwijd meer dan 100 miljoen platen verkocht, niet van de straat is.
“Toch wel beter dan Guus Meeuwis”, stelde mijn dochter vast toen ze hier met kerst was. Een kenner! Ik was trots op haar.
Tuurlijk, Hallyday is ook hier in Frankrijk niet helemaal onomstreden. Het ene sex- en fiscale ´schandaal´ na het andere, echtscheidingen. Smullen voor de roddelpers. Maar voor zover ik weet is hij nooit veroordeeld. Hallyday is wat we hier een ´instituut´ noemen. En dat zelfs de bard aller barden Charles Aznavour dit weekeinde op de 70e(!) verjaardag van Johnny kwam meezingen tijdens diens concert in Bercy, is nóg zo´n bewijs van de statuur van Hallyday.
Luister hier even mee en krijg kippenvel.
Ik mailde het enthousiast naar een vriendin in Nederland, met youtubefilmpje. Ik werd ik weggehoond. Hallyday? Namaak!
Dat snap ik dus niet. Hollanders en Frankrijk….. Was het niet de blala-burgemeester van Almere Annemarie Jorritsma ‘of all people’ die uitkraamde: “Frankrijk, prachtig land. Jammer dat er zoveel Fransen wonen.”
Ik zou zeggen: Frankrijk, prachtig land. Jammer dat zoveel Hollanders er niks van snappen.
Doe mij maar Bart van Loo. Belg, net als Hallyday. Liefhebber van het Franse chanson. Bevlogen. Hij ratelt vijf kwartier in het uur. Maar oh, wat hoor ik hem graag ratelen! ‘De notre’, zeggen ze hier in het café; over Hallyday, en inmiddels ook over Bart. Heus, daar verbleekt het ‘legion de honeur’ bij.