z-aime-pas-le-feu-d-artifice-51695Nee, 2014 begon niet best. Voor het eerst in de ruime kwarteeuw die ik hier woon, werd ik het nieuwe jaar in geknald. Ik schrok me een rotje, mijn honden ook. Ik woon ´buiten´. Aan het vermaledijde geschiet van de gehate jagers in het weekeinde en op woensdag in de ochtendstond, zijn m’n viervoeters min of meer gewend. Maar ze mogen de deur dan niet uit: er wordt hier te vaak (on)gericht de verkeerde kant op geschoten. Ze blaffen dus van achter het vensterglas verontwaardigd terug als ze het dramatische gejank van de (volgens mij nogal mishandelde) jachthonden horen.
Deze middernacht lagen ze rustig naast me op de bank terwijl ik het nieuws op BFMTV volgde, het zal zo’n uurtje of half twaalf geweest zijn. De enorme serie knallen die mijn woonkamer meteen in een mysterieus groen, blauw en rood licht zette, deed mijn honden in een schril huilconcert losbarsten. We schoten met z’n allen overeind.
“ Al Quaida”, zei mijn man. Je hebt mensen met een afwijkend gevoel voor humor. Hij kalmeerde de honden met een op dit tijdstip doorgaans verboden versnapering (voor je het weet wordt je hond uit huis geplaatst wegens dierenmishandeling omdat ie wat mollige trekjes begint te vertonen) en schonk ons nog eens bij.
“Vuurwerk!” zei ik tamelijk verbijsterd, “híer!” Een dorpje van niks in Zuid-Frankrijk en toch de terreur van de rotjes- en vuurpijlfetistjisten die zo nodig pokkenherrie moeten maken? Kille woede maakte zich van mij meester.
Wat een opluchting was het niet geweest toen ik me indertijd in Zuid-Frankrijk vestigde en tijdens de jaarwisseling merkte dat er geen geknal te bekennen viel: het enige vuurwerk kwam van de flonkerende sterrenhemel die de sereen stille nacht overstraalde. Meer dan eens kwam mijn schoonvader met zijn twee honden juist daarom de jaarwisseling bij ons vieren. Ze waren alle drie niet vies van de oesters die tegen middernacht op tafel kwamen. Ze zijn er inmiddels niet meer, maar ik weet zeker dat ze nu ook niet meer langs gekomen waren.
Ik ben tegen vuurwerk, behalve op Quatorze Juillet als mijn dochter jarig is, en professionals met het spul aan de slag gaan. Ik begrijp er niks van dat er in Nederland deze jaarwisseling blijkbaar € 67 miljoen is uitgegeven aan vuurwerkgeweld, afgeknald door onbenullige idioten. “Omdat het traditie is, en zo gezellig.” En dode, afgerukte ledematen, ogen waaruit het licht voorgoed verdwenen is. Hoeveel slachtoffers moeten er nog vallen voor het lampje gaat branden?
Vanmiddag in de dorpskroeg, waar iedereen iedereen een gelukkig nieuwjaar kust (de verbouwereerde blik van mijn man toen hij in 1992 voor het eerst door een man gezoend werd zal ik niet gauw vergeten) stelde ik het vuurwerk aan de orde. ´Non, non´, zoiets hadden we inderdaad nog nooit meegemaakt, kreeg ik bevestigd.
´Leuk?´, vroeg ik.
Er werd wat somber gemonkeld. Niet alleen mijn honden waren in de war geraakt, maar ook de geiten op de heuvel halverwege het dorp, de schapen in de bergerie, de kippen, de katten. Een paar ouwetjes in het bejaardentehuis aan de rand van het dorp wilden dekking zoeken ‘omdat het oorlog was’.
En niemand wist waar die herrie vandaan kwam.
Zojuist kwam mijn buurman langs. Hij had navraag gedaan. Dat idiote vuurwerk met alle ellende van dien was afgeschoten door Nederlanders die iets verderop zo´n tweede huis bezitten. Beschaamd deed ik er het zwijgen toe.
“Ach”, zei mijn buurman (bijna negentig) die ik al net zolang ken als dat ik hier woon, maar we ‘vousvoyeren’ elkaar nog steeds, zoals het hoort: “Nederlanders? Ils sont fous, ces Bataves! Maar daar heeft u toch niets mee te maken?” Ik heb hem een beschaafde klapzoen gegeven.