“James Bons is dood”, zei de echtgenoot vanachter zijn scherm waarop hij door de digitale kranten zat te bladeren.
“Ach, zo oud was Sean Connery toch nog niet?”, mompelde ik verstrooid terug. ,En bladerde verder door mijn eigen schermnieuws.
“Connery?” klonk het vinnig terug, “ik had het over James Bond, de enige echte: Roger Moore.”
Het klonk alsof ik beter een kogelvrij scherm voor m’n neus had kunnen hebben.
Domme vergissing, inderdaad. De echtgenoot had een punt. Connery mag dan wel de eerste 007 geweest zijn, Moore heeft er de enige echte Bond van gemaakt, James Bond. Wat er daarna kwam, deed er eigenlijk niet zoveel meer toe, ondanks alle ‘special effects’ en ‘upgrades’. Moore speelde de Britse geheim agent met net dat vleugje ironie en typisch Britse flair die ‘dubble-o-seven’ – en Roger Moore – onvergetelijk maakte. Zelf zei hij erover: “Ik heb altijd tussen twee uitersten geacteerd: de linker wenkbrauw optrekken, of de rechter.”
Roger Moore overleden? Ik hield op met waarmee ik bezig was.
Ik ken geen filmsterren, maar Roger Moore kwam ik tegen. Onder bizarre omstandigheden.
Ik weet niet meer in welk jaar het was, ergens eind vorige eeuw na een nogal turbulente vlucht op het vliegveld van Nice. In de parkeergarage ging ik op zoek naar mijn Deux Chevaux. Makkelijker gezegd dan gedaan: de langs die ondergrondse garage stromende rivier de Var (jawel, die heet naar mijn departement, maar ligt de facto in de Alpes-Maritimes) was buiten haar oevers getreden en had een dag of wat eerder de hele parkeerkelder onder water gezet. Het water was inmiddels weer weggestroomd, maar de meeste auto’s waren op een kluitje achterin bij elkaar gedreven. Ik vond mijn voiture onder de bagger terug naast een roze Rolls Royce Silver Shadow. Geen schade zo te zien, er zat nog een kiertje ruimte tussen de bolides, maar instappen en wegrijden behoorde ook niet echt tot de mogelijkheden.
Ik overwoog door het dak m’n gave 2CV in te klimmen; een Eend rijdt altijd tenslotte, en met een beetje slippen en draaien kwam ik hier wel weg. En maakte aanstalten om de motorkap van die imposante Rolls als opstapje te gebruiken.
“ I would not do that, if I where you”, hoorde ik achter me.
Daar stond ie. Roger James Bond Moore in eigen persoon. Oké, tikkie op leeftijd en niet meer helemáál de adonis van toen, maar ’t was toch even slikken.
“Your car sir?” bloosde ik roze.
“All the incredible pink beauty off it, yes!” Er schoot een wenkbrauw omhoog, ik ben vergeten welke, gevolgd door een bevrijdende knipoog en de verzekering dat ‘we’ het ook anders konden oplossen.
Terwijl we wachtten op de hulpdiensten (had ie blijkbaar al geregeld) die vervolgens eerst mijn ‘Deuche’ in de takels namen en een stukje verderop deponeerden, om daarna de peperdure roze Rolls voorzichtig weg te manoeuvreren, keuvelden we wat. Hij had een appartement in Monte Carlo. Volgens de ‘tabloids’ wegens belastingontduiking, maar volgens hem omdat hij tijdens zijn werkzame leven wel genoeg belasting had betaald (“torenhoog in Engeland”) en hij gewoon een rustige ouwe dag wilde zonde geldzorgen. “Niks illegaals, ik ben gewoon verhuisd.”
Wat of ie met Zuid-Frankrijk had? “Ah, I love to play a game of pétanque in Saint-Paul-de-Vence.” Hij had er ooit een huis, en speelde met plezier een potje boules met collega’s als Sean Connery (jawel) Michael Caine, David Niven, Richard Burton, en prikte graag een vorkje in het befaamde La Colombe d’Or. Maar het werd te druk, Monaco bood meer privacy. En andere vrienden; hij was een gerespecteerde gast op de bruiloft van Albert II, “friend of the family”.
De roze Rolls Royce was inmiddels bevrijd en baggervrij gemaakt. Hij liep er een rondje omheen voor hij instapte, haalde zijn mouw nog even over een achtergebleven modderspatje. Moore kon er slecht tegen als zijn ‘pink lady’ er niet pico bello uitzag. Hij reed haar in 1979 eigenhandig naar de Epinay-studio’s bij Parijs voor de opnames van Moonraker, waarin de auto een rol zou spelen. Tussen de opnames door was hij permanent bezig met poetsen.
Ik wuifde hem weg, de parkeergarage uit, en draaide me om naar mijn Eendje. De autohulpdienst had er inmiddels een stevige hogedrukspuit opgezet.
“Schoon!”
Ik opende het deurtje, het water golfde over mijn bebaggerde schoenen. ‘Waar is Bond als je ‘m nodig hebt?’, dacht ik misschien wel een beetje filosofisch. Nou ja, hij had me zo’n handkus toegeworpen voor hij wegreed.
Zijn overlijdensbericht gaf me toch een tikkie. Terug in de tijd, dat ook. Kwartiertje staan praten met 007. In een trieste, ondergelopen parkeergarage op het vliegveld van Nice. Terwijl we alle twee in de sores zaten. Ik geef het eerlijk toe, toen ie me aansprak keek ik even schichtig om me heen: zat ik in een film? Of erger, was dit ‘candid camera’?
Maar ’t was gewoon een aardige man met een roze Rolls Royce die me vriendelijk een handje toestak toen mijn Eend en ik hulp nodig hadden. Dan kijk je toch anders naar die herhalingen van zijn onvergetelijke 007-films straks.
RIP Roger.